Snoezelen is een benaderingswijze om d.m.v. actieve zintuigprikkeling een ingang te vinden in de belevingswereld van de cliënten met als doel het welbevinden te ontwikkelen of in stand te houden.
(1991 Ilse Achterberg en Wilma Kok)
Snoezelen het maken van affectief contact met hun beleving en zo te kunnen voldoen aan hun emotionele noden en behoeften.
De zintuigen en vooral tastzin, vormen de toegangspoorten tot de innerlijke wereld van de demente ouderen.
(Rien Verdult contact in nabijheid 1997)
Snoezelen is primair gericht op het leggen van contact met ernstig demente oude mensen, het creëren van een veilig leefklimaat, en het teweegbrengen van gevoelens van eigenwaarde, ontspanning en rust bij cliënten. Evenals bij de validerende benadering staat bij snoezelen de innerlijke leefwereld van ernstig dementerende oude mensen centraal, waarbij zij niet gecorrigeerd worden. Met andere woorden: deze mensen mogen zichzelf zijn, en worden in hun waarde gelaten. Zij hoeven zich niet langer aan de 'normale wereld' aan te passen. Het karakteristieke van snoezelen is dat er een specifiek appel wordt gedaan op zintuiglijke waarnemingen: mensen worden via het selectief prikkelen van zintuigen in de gelegenheid gesteld hun emoties en gevoelens (in het bijzonder gevoelens van genegenheid en tederheid) te uiten. Het uiteindelijke doel van snoezelen is het optimaliseren van gevoelens van algemeen welbevinden van iedere individuele cliënt.
Theoretische uitgangspunten
Het begrip snoezelen is ontstaan in de zwakzinnigenzorg waar verbale contacten nauwelijks of niet mogelijk zijn. Twee jongens, die in een Nederlandse instelling voor zwakzinnigen binnen de afdeling 'ontspanning' hun vervangende dienstplicht deden, bedachten de term snoezelen. In feite is het een samentrekking van de woorden snuffelen, snoezen en doezen. Deze woorden duiden op een globaal sfeerbeeld: een rustige gedempte atmosfeer (een schemerige, sfeervolle verlichte ruimte, waar zachte muziek klinkt) waarin allerlei materialen zijn die de zintuigen kunnen stimuleren.
Snoezelen wordt ook wel gedefinieerd als "primaire activering". Dit betekent "het in gang zetten" (activering) van de eerst ontstane voornaamste zintuigen (primair) zoals het ruiken, het gehoor, gezicht, de reuk, smaak en tast. Een voor de hand liggende reden voor het ontstaan van snoezelen is het gevoel van onmacht bij verzorgenden ten gevolge van de beperkte communicatie met de patiënt. Deze gevoelens van onmacht overheersten in de zorg voor de patiënt totdat men ontdekte dat het gestructureerd prikkelen van zintuigen concrete aanknopingspunten biedt voor het aanbieden van activiteiten en het leggen van contact met de zwakzinnige mens.
Ook binnen de psychogeriatrie heeft snoezelen sinds enkele jaren zijn intrede gedaan. Evenals bij de zorg voor zwakzinnigen ervaren de zorgverleners van ernstig demente mensen gevoelens van onmacht; namelijk het gevoel weinig of niets te kunnen betekenen voor ernstig dementerenden omdat handelingsactiviteiten niet meer aansluiten bij de belevingswereld van de cliënten.
Men kwam erachter dat juist ervaringsactiviteiten veel meer aansluiten op de belevingswereld van deze mensen. Dit blijkt een belangrijke reden waarom snoezelen, een ervaringsactiviteit die gedefinieerd is vanuit de zwakzinnigenzorg, ook toegepast wordt in de psychogeriatrie: snoezelen bevorderd een dialoog tussen hulpverlener, omgeving en patiënt, zodat een sfeer van veiligheid en geborgenheid wordt gecreëerd en gedrag positief beïnvloed wordt. Bij snoezelen in de psychogeriatrie zien we een aantal principes van de validerende benadering terug; namelijk dat de innerlijke leefwereld van de cliënt centraal staat en dat de zorgverlener deze wereld accepteert, waardeert en bereid is daarin mee te gaan.
Doelgroep
Uit het voorgaande blijkt dat snoezelen vooral geschikt is voor ernstig dementerende mensen, met procesverschijnselen zoals beschreven in het vierde stadium volgens Naomi Feil. Bij deze mensen is het verbaal en verstandelijk functioneren sterk verminderd en blijkt het zinloos activiteiten aan te bieden waarin een beroep gedaan wordt op deze functies. Deze groep mensen is meer ingesteld op lichaamstaal en lichamelijk contact.
Wijze van toepassing
Snoezelen kan zowel individueel als groepsgewijs aangeboden worden. Bij de individuele benadering vindt snoezelen als onderdeel van een andere activiteit plaats. Als een cliënt bijvoorbeeld dagelijks verzorgd wordt dan kan een snoezenactiviteit ingebouwd worden door hem te laten ruiken aan de zeep en andere lekkere geuren aan te bieden. Door mee te gaan in de beleving van de cliënt ontstaat er een band en een wederzijds vertrouwen. Bij de groepsbenadering wordt vooral snoezelen als doelgerichte activiteit toegepast. Deze primaire vorm van snoezelen vindt plaats in een snoezelruimte.
De snoezelruimte kenmerkt zich door een rustige, gedempte atmosfeer, die wordt bereikt met lichteffecten, kleuren en zachte muziek. In deze ruimte zijn materialen aanwezig die zintuigprikkeling stimuleren. Dit houdt in dat een uitdrukkelijk beroep gedaan wordt op het ruiken, proeven, kijken, voelen en horen:
- Om te ruiken zijn er parfums, bloemen, wierook, fruit etc aanwezig.
- Om te proeven zijn er koekjes, verschillende soorten drankjes en snoepgoed.
- Om te kijken zijn er lampen die verschillende lichteffecten kunnen geven, er zijn spiegels en andere glinsterende en gekleurde voorwerpen.
- Om te voelen zijn er voelkussens, knuffels, poppen, sop, zand, scheerschuim etc. aanwezig.
- Om te horen is er een geluidsinstallatie aanwezig waarmee allerlei muziek afgedraaid kan worden.
Stappenplan
Voor iedere individuele bewoner is het van belang een activiteitenplan te maken waarin duidelijk aangegeven wordt op welke manier, met welk materiaal en hoe lang de activiteit wordt uitgevoerd. Om zo systematisch mogelijk aan het werk te gaan kunnen de volgende stappen ondernomen worden:
Stap 1.Het in kaart brengen van levensloopgegevens en achtergrondgegevens van de cliënt. Het in kaart brengen van recente gegevens over het psychosociaal en fysiek functioneren.
Stap 2.Het formuleren van een probleemstelling.
Stap 3.Het opstellen van een activiteitenplan. Observatie van reacties van bewoners op geformuleerde snoezelactiviteiten.
Stap 4.Het evalueren en het bijstellen van het activiteitenplan. Opnemen van facetten van snoezelen in het verpleegplan en integratie in dagelijkse zorg.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat het principe snoezelen niet statisch is, maar procesmatig waarin terugkoppelingsmomenten zijn (bijvoorbeeld na observatie) en, indien nodig, het activiteitenprogramma aangepast wordt. De rol van de begeleiders is ten dele actief: het signaleren, het aanreiken van middelen, en het bezighouden, maar ook ten dele passief: de cliënt met het materiaal bezig laten.
De bij de zorg betrokken hulpverlener.
Snoezelen wordt met name gedaan door activiteitenbegeleiders, verzorgenden en verpleegkundigen.
De rol van de familie
Familieleden krijgen tegenwoordig een steeds belangrijker plaats in verpleeghuizen. Bij snoezelen wordt het belang benadrukt om te weten hoe de familie aankijkt tegen snoezelen. Snoezelen betekent tevens dat de familie geconfronteerd kan worden met oude mensen die bezig zijn met poppen en knuffelbeesten, hetgeen moeilijk te aanvaarden is door familieleden. Er zijn twee manieren mogelijk om de familie bij het toepassen van snoezelen te betrekken; de eerste manier is dat met snoezelen wordt gestart en na verloop van tijd de familie wordt ingelicht. Als de familie niet instemt dan wordt de snoezenactiviteit onderbroken. Een tweede manier is de familie vooraf inlichten en bij de besluitvorming te betrekken. Het vooraf informeren wordt beschouwd als de meest correcte manier. Het is ook raadzaam om bijeenkomsten voor familie over snoezelen te organiseren. Wanneer een verpleeghuis snoezelen onderdeel uit laat maken van de zorgvisie, weten familieleden bij opname al dat dit en onderdeel uit kan maken van de zorg.
Therapeutische waarde
Snoezelen heeft niet alleen positieve effecten heeft op demente ouderen, maar ook op zorgverleners. De volgende positieve effecten op demente ouderen worden genoemd:
- minder gebruik en minder snel voorschrijven van rustgevende medicatie;
- afname van onrust: er ontstaat een ontspannen sfeer tijdens de dagelijkse zorgverlening;
- afname van agressie
- Zorgverleners ervaren dat het leven van de dementerende mens meer zinvol is en dat er een zinvolle relatie met de bewoner wordt opgebouwd.